Ik ben duizelig. Mijn ene oog is zwart en met de andere zie ik wazig. Ik hoor alleen een lange piep. Ik heb onverdraaglijke pijn. Iets puntigs zit in mijn buik. Het is lang en als ik er op leun doet het meer pijn. Ik trek het er uit. Een pijn steek gaat er door mij heen. Ik knipper eens hevig met mijn ogen. Ik zie steeds beter. Ik realiseer me dat ik in een groot donker bos ben. Maar wie ben ik? Ik wil opstaan maar zak door mijn been. Ik voel dat er iets in mijn been zit. Ik kijk er naar maar zie niks. Het beeld is te wazig om iets te zien. Ik pulk aan mijn been. Ik bekijk mijn hand. Een halve nagel en een er af. Vol afschuw bekijk ik mijn lelijkheid. Maar is dit mijn domein? Ik herinner me niks. Wie ben ik? Waar kom ik vandaan? Een paar druppels water vallen op mijn hoofd. Ik wrijf erover heen. Mijn haar. waar is het! Ik wroel over mijn hele hoofd. Niks. Ik ben..kaal. Ik kijk depressief vooruit.Nu ben ik verward. Ik zet het op een rijtje. Ik ben een meisje. Ik heb amper nagels. En ben kaal. Het begint langzaam harder te regenen. Ik bestudeer mij zelf een tijdje. Ik heb een rood vest aan. Gympen. Een spijker broek. En een rugzak. Ik doe de rugzak open. of ik misschien dan meer te weten kan komen over wie of..wat ik ben! Ik rits hem haastig open. Een veld fles. Ik schud er hevig mee. Niks. Ik prop het erin. Een gescheurd deken en een portemonnee. In de portemonnee zit 5,60 euro. Ik prop het er weer terug in. Met mijn een beetje geherstelde oor hoor ik een luid geschreeuw. Ik kijk geschrokken om me heen. Licht schijnt door de bomen. Ik kijk hoe het heen en weer voor mijn neus zwaait. Ik hoor voetstappen steeds dichter bij komen. Een man verschijnt meters verder op. Ik kan hem niet goed zien. 'There! Catch her!' hoor ik de man roepen. Ik kijk beangstigt toe hoe de mannen naar me toe rennen. Een gast komt uit het niets naast me staan. Het is een best knappe jongen. Hij schiet de mannen een voor een neer. Ik schaam me dat hij me zo moet aantreffen. Kapot als een vrak. De tranen zijn lastig te onderdrukken. Hij kijkt me aan. Ik doe mijn capuchon op als ik mijn blik van hem afwend. 'Follow me..' zegt hij. Ik sta op en probeer hem bij te houden. Maar ik zak weer falend door mijn been. Ik kreun zacht. Hij pakt me op en zet me op zijn rug. Ik druk me tegen hem aan als ik dreig te vallen. De mannen komen nog achter ons aan. Maar houden het niet bij. Enzo gaan we samen de duisternis van het woud in.